Dat blijkt uit een dinsdag verschenen rapport
van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS).

In 2011 hadden zo’n 3,2 miljoen vrouwen een baan van minstens 12 uur per week.
Bij mannen was dat 4 miljoen. Het aandeel werkende vrouwen lag daarmee op
hetzelfde niveau als 2 jaar eerder: 64 procent. Net als in 2009 was vorig
jaar 52 procent van de vrouwen tussen de 20 en 64 jaar economisch
zelfstandig.

Vrouwen vaker werkloos

“De trend dat steeds meer vrouwen niet stoppen met werken na de geboorte van
hun eerste kind, is niet veranderd, maar door de crisis is ook een deel van
de vrouwen werkloos geworden”, verklaart Ans Merens, wetenschappelijk
medewerkster van het SCP. “Beide ontwikkelingen heffen elkaar als het ware
op.”

Vrouwen waren in 2011 nog steeds vaker werkloos dan mannen (5,3 procent
tegenover 4,9 procent). Wel is het zo dat de werkeloosheid onder vrouwen in
deze periode minder hard is gestegen dan onder mannen.

Dat komt volgens Merens doordat de crisis vooral heeft toegeslagen in echte
mannensectoren als de bouw en techniek. “In een vrouwensector als de
gezondheidszorg zijn bijvoorbeeld nog geen ontslagen gevallen en dat zal
waarschijnlijk ook niet gaan gebeuren”, aldus de onderzoekster.

Kinderopvang steeds duurder

Hoewel het aandeel meisjes met een exact vakkenpakket op school de afgelopen
jaren is toegenomen, is het aantal vrouwen dat daadwerkelijk voor een
technische vervolgopleiding of een technisch beroep kiest, nog steeds heel
gering, weet Merens.

De stijgende
kosten van kinderopvang
als gevolg van overheidsbezuinigingen hebben in
de onderzochte periode geen negatief effect gehad op de emancipatie van
vrouwen. Het gebruik van professionele kinderdagverblijven en hulpouders is
weliswaar iets gedaald, maar dat wordt volgens het SCP en CBS voldoende
gecompenseerd door een stijging in de (informele) kinderopvang door familie
of vrienden.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl